Wie onbesuisd is, handelt dwaas, wie berekenend is, maakt zich gehaat.
Dwaasheid wacht wie onbezonnen leeft, een verstandig iemand wordt gekroond met kennis.
Slechte mensen moeten buigen voor goede, goddelozen kloppen op de poorten van rechtvaardigen.
Een arm mens wordt zelfs door zijn vriend gehaat, wie rijk is heeft veel vrienden.
Wie zijn medemens veracht, is een zondaar, gelukkig hij die zich bekommert om de armen.
Wie kwaad smeden, komen zij niet op een dwaalweg? Wie goed doen, oogsten zij geen liefde en trouw?
Elke inspanning levert iets op, loze praatjes leiden enkel tot gebrek.
Wijzen worden met rijkdom gekroond, dwaasheid is de tooi van dwazen.
Een betrouwbare getuige redt levens, een valse getuige liegt en bedriegt.
Ontzag voor de HEER geeft een krachtig vertrouwen, het biedt je kinderen een schuilplaats.
Ontzag voor de HEER is de bron van het leven, het hoedt je voor de strikken van de dood.
De luister van een koning is een talrijk volk, bij gebrek aan onderdanen gaat een machthebber ten onder.
Wie geduldig is geeft blijk van groot inzicht, wie onbesuisd is stapelt dwaasheid op dwaasheid.
Een tevreden geest geeft een goede gezondheid, jaloezie knaagt aan je botten.
Wie een verschoppeling onderdrukt, beledigt zijn schepper, wie zich over een arme ontfermt, eert Hem.
Een goddeloze gaat door zijn slechtheid ten onder, een rechtvaardige vindt als hij sterft een schuilplaats.
In de geest van een verstandig mens is wijsheid, zelfs onder dwazen wordt zij herkend.
Rechtvaardigheid verheft een volk, zonde maakt het te schande.
Een verstandige dienaar geniet de gunst van de koning, diens woede treft de dienaar die zijn taak verwaarloost.